Met een nog lege collectebus, een vol vel rode stickertjes en mijn legitimatie van de Nierstichting ga ik voor de eerste keer op pad. Het is heerlijk weer en ik wandel op mijn gemak naar het einde van de straat. Het startpunt is het verstgelegen portiek, ik druk op de bel van de bovenste etage en wacht op een reactie, helaas: niemand thuis. Met een korte tussenpoos probeer ik ook alle andere bellen van het portiek, maar reacties blijven uit.
Ben ik te vroeg? Ik kijk op mijn horloge, tien voor zes. Nee, rond dit tijdstip verwacht ik toch wel een aantal mensen thuis te treffen en ik loop door naar het volgende bellenplateau. Pas bij de laatste bel van het vierde portiek krijg ik respons. Ik hoor wat gekraak door de intercom en een wat barse stem zegt: JA ? Het antwoord op mijn uitleg volgt direct: NEE!
Met de nog steeds lege bus kom ik aan bij het zesde portiek. Het is inmiddels kwart over zes en eindelijk hoor ik na mijn belletje het vertrouwde gezoem. Ik duw de zware portiekdeur open en ik loop de trap op naar boven. Aangekomen op de derde etage, zie ik twee voordeuren. De ene is dichtgetimmerd, de andere staat een stukje open en een jongetje van een jaar of vijf kijkt me met grote donkere ogen aan. Hij kijkt naar de collectebus in mijn hand en zegt iets tegen een figuur, waarvan ik slechts de omtrek door het ruitje in de voordeur kan zien.
De deur gaat verder open en ik zie een jonge vrouw, geheel gekleed in het zwart en met slechts een klein stukje gezicht onbedekt. Ze zegt iets tegen de jongen in een taal die ik niet kan verstaan, waarop de jongen in keurig Nederlands vraagt, wat er met het geld, dat de mensen in de bus stoppen wordt gedaan. Ik aarzel even, hoe kan ik op een voor hem begrijpelijke manier uitleggen, waar het geld voor wordt gebruikt. Ik probeer het en met een ernstig gezichtje hoort hij mijn verhaal aan. De jonge vrouw luistert aandachtig mee. Ze zegt iets tegen hem en met een brede smile, laat hij mij de euro zien, die hij kennelijk al de hele tijd in zijn hand had vastgehouden en stopt hem in de bus. Ik bedank hen en overhandig hem het eerste van de vele stickertjes, die ik nog hoop uit de delen. Hij plakt het keurig naast de sticker van de Hartstichting.
Pas na nog eens 23 keer aangebeld te hebben, is het niet meer de enige munt, die ik hoor rammelen in de collectebus.